zaterdag 11 februari 2012

Godsbeeld

Hoe komt de mens aan zijn god? Daar zijn natuurlijk allerlei verklaringen voor. Waarbij het punt is dat iedere verklaring begint met een aanname. De rest is het opbouwen van een theorie waarbij je allerlei verschijnselen bekijkt en benadert gezien vanuit je eerste aanname. Dat levert soms interessante zaken op. Soms kun je een heel eind meegaan met de geponeerde theorieën. Bij andere sla ik na een paar meter ogenblikkelijk rechts of links af. Heilige boeken, zoals de Bijbel en de Koran claimen dat de mens zijn god niet gevonden heeft maar dat het andersom is. God heeft zijn mens gevonden. Maar dat verandert niet zoveel aan de vraag die ik mijzelf stelde. Ook dit begint met een aanname. Hoe beschouw ik dat heilige boek? Geloof ik dat het al bestond voor het verschijnen als boek(en) op aarde of niet. Pre-existentie of niet? Nu heb ik van de Koran niet zoveel kennis. Maar veel aanhangers van de Islam geloven, dat de Koran al bestond voor de schepping en alleen nog ingefluisterd moest worden en opgeschreven. Dat is zo vreemd niet, want ook de Joodse religie had geen moeite met het idee dat de Thora voor de schepping bestond. Daar speelt de schrijver van het Johannes-evangelie op in. Hij stelt dat Jezus het vleesgeworden woord was en als zodanig al voor de schepping bij God was. De pre-existentie van de Christus dus. In het Eerste Testament, wat christenen in meerderheid het Oude Testament noemen, kennen we meerdere godsbeelden. Maar twee springen er uit. Het ene laat God zien als ver, almachtig, onbereikbaar, die slechts door zijn machtswoord doet ontstaan . Het andere laat God zien, mensvormiger, betrokken, liefdevol als herder of moeder. Wanneer je naar de christelijke godsdienst kijkt en in het bijzonder de protestantse deel, dan zie je dat deze twee godsbeelden door elkaar gebruikt worden. Je komt de toornige, strenge, onbenaderbare God tegen maar ook de liefdevolle Vader, die zijn kinderen wil (be-)houden. Inmiddels zijn we veel verder in de tijd. Wij weten veel en veel meer over de culturen waarin de Bijbel is ontstaan. Wij weten meer over de gebruiken, opvattingen en omstandigheden van de volken. Van de grootmachten toen enzovoort. De archeologie en taalwetenschap hebben grote stappen vooruit gemaakt. Wat ook veel meer in beeld is gekomen, is het feit dat de schrijvers en redacteuren van de Bijbel theologie bedreven en geen geschiedenis schreven. Het ging hun om hun Boodschap, die, zoals zij geloofden, ook Gods boodschap was. Ze keken naar de geschiedenis en zagen hun waarheid. Een aardig voorbeeld is de grote heerser Kores. De leider van het grootste wereldrijk ooit. Kores wilde een bufferstaat in het zuiden en deed daarvoor een aantal stappen, waaronder dat hij een aantal ballingen terugstuurde om er een staatje te stichten onder zijn protectie. Het leverde hem een eretitel op ‘zoon van God’ bij de schrijvers van het Eerste Testament. Hoe dan ook, dit soort wetenschap maakt dat je anders tegen godsdienst, heilige boeken en teksten gaat aankijken. In ieder geval levert het geen fundamentalisme op. Dat verdraagt zich niet met deze wetenschap. De Bijbel wordt op een heel andere manier belangrijk. En de godsbeelden worden ook niet meer absoluut. Het geeft meer ruimte voor ervaring. En meer relativering van het eigen standpunt.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten