dinsdag 29 juli 2014

Maaltijd der vervulling

In het boek “Als kwaad goede mensen treft” van Harold Kushner kwam ik een Joods ritueel tegen. Het heet se'udat havra'ah en dat betekent de maaltijd van de vervulling. De idee achter deze maaltijd na een rouwplechtigheid is, dat niet de rouwende(n) voedsel bereiden voor de maaltijd. Nee dat doen vrienden. Zij bereiden en serveren. Dat betekent dat de rouwende(n) het gevoel krijgen dat er mensen om hen heen staan. Er voor ze wordt gezorgd. Ze zich gesteund weten in de leegte die is ontstaan. Nu ben ik niet van het Jood-spelen maar we zijn toch heel wat goede dingen kwijt geraakt toen onze twijg ging uitgroeien uit de oude stam. Onderlaatst was ik met anderen op een plek en we hadden gekookt en we aten samen. En er was ruimte voor verdriet en herinnering. Het leek haast een beetje se'udat havra'ah.

donderdag 17 april 2014

Pasen 2014 - Een slagje gedraaid....

Soms word je aangenaam verrast. Dat komt, eerlijk gezegd weet ik me niet zo goed raad met christelijke feestdagen. Zeker wanneer ze langer dan twee dagen duren en uitgesmeerd worden over langere tijd. In de sociale media werd je alom geconfronteerd met mensen die uit Paas-overwegingen overgingen tot andere gedragspatronen, die toch vooral bekend gemaakt moesten worden. Ze facebookten niet meer gedurende 40 dagen. Of ze consumeerden minder overdaad dan ze normaliter zouden doen (dat heet dan vasten). De computer werd niet gebruikt. En ergens las ik, dat iemand geen tv zou gaan kijken. Oei, oei. In de kerken wordt een mini-marathonnetje gehouden met een reeks kerkdiensten uitlopend op eerste Paasdag. En de EO gooit er een enorm spektakel tegen aan: De Passion. Ik kijk er naar en voel een zekere ambivalentie. Wat moet ik hiermee? Tweemaal heb ik de Matheus-passion bijgewoond. Ooit een keer in de gereformeerde kerk in Emmeloord, waarvan ik me alleen het groepje waarmee ik was, herinner. En nog niet zo lang geleden een keer in het Koninklijk Concertgebouw in Amsterdam. Die mij ontroerde. Enerzijds omdat een cadeautje was van mijn kinderen, anderzijds door de zeer intieme uitvoering wars van theatrale uitspattingen. Puur. Klein gehouden en daardoor groots. Zondag schoof ik aan in een kerkdienst waar dominee Stolk uit Lelystad voorging. En in het theatrale gedoe dat toch een beetje heerst deze dagen in christelijke kringen, zag hij kans door de kern van het verhaal een klein beetje te draaien je uit je comfortzone te halen. Het grote, kosmische gebeuren opeens terug te brengen tot een intiem moment aan de voet van een kruis. Gefocust op het plaatje: Moeder – zoon – vriend. En te wijzen op het feit, dat elke gebeurtenis een verleden heeft en een toekomst. En vanmorgen las ik in mijn lijfblad Trouw ook een artikel over een filosoof, Giorgio Agamben, naar aanleiding van een te verschijnen boek, Pilatus versus Jezus. Ook daar de 'normale' kijk net een slagje gedraaid. Als Jezus op Goede Vrijdag bij Pilatus wordt voorgeleid, botsen twee werelden met elkaar, schrijft filosoof Giorgio Agamben. Een ultieme confrontatie, waarin niets is zoals het lijkt. tekst De confrontatie van twee speelvelden, die even langs en over elkaar schuiven. Speelveld een dat van Pilatus. Het wereldrijk Rome dat onderzoekt of hier sprake is van een direct gevaar voor de stabiliteit of tenminste gevaar voor de status quo. Speelveld twee, het rijk Gods, dat volgens Jezus nabij was en waar hij tot de dood toe trouw aan zou zijn. En je begrijpt opeens dat ondanks taal er geen communicatie mogelijk is. De ultieme oplossing van Pilatus: Je doet maar.... zolang de gevestigde orde maar niet in gevaar komt. Geen echte veroordeling wel een executie. En de vraag nu, wie heeft er eigenlijk gewonnen? Of anders gezegd, welk rijk zal winnen? Jezus bracht in het intieme moment, gevangen door Johannes in zijn evangelie, naar voren: Maria, geliefde discipel, ik draag jullie mijn boodschap, mijn levensdoel over. Jullie ontvangen mijn Geest. En inderdaad, het werkt(e). De boodschap van de vroege kerk: Kom en deel in het discipelschap, wie of wat je ook bent. Met liefde en trouw als basis voor de gemeenschap. Velen kwamen tot het geloof, lezen we later. Eerlijk gezegd, zeggen deze stille krachten mij meer dan het extatische van de Passion. Goede paasdagen gewenst.

zaterdag 22 februari 2014

KAMELEN

In mijn bijbels dierenpark zitten allerlei dieren. Voor sommige voel ik meer sympathie dan voor andere. Er zitten gewone dieren in maar ook wonderdieren, zelfs mythische dieren. Leuke en sympathieke dieren zijn de duifjes, lammetjes, ezeltjes en dergelijke aaibare beesten. Tot de minder sympathieke dieren moet ik helaas rekenen: krokodil, slang, bloedzuiger, schorpioen en zo. En er is nog een diersoort die ik gewoon onsympathiek vind. Hoewel geschapen naar zijn aard (en kan ie dus niet anders doen dan zoals ie doet) blijf ik hem een humeurig en brommerig beest vinden, dat zijn taken duidelijk misnoegd uitvoert en slechts met gedurige dwang op het rechte pad van dienstbaarheid kan worden gehouden. Voeg daaraan toe dat hem het schuim steeds op de bek staat en hij behoorlijke fluimen kan produceren. En voor een zijwaartse trap moet je ook altijd beducht zijn. Toegegeven, mijn kennis is nogal theoretisch en vrijwel geheel gebaseerd op plaatjes, documentaires op tv en schriftelijke bronnen, maar toch. En nu probeert dit dier ook nog de theologische zaken in de war te schoppen, zoals zijn collega beest, de slang in de hof, ooit. Hoewel deze in mijn categorie ‘wonderbeesten’, zo niet, ‘mythische beesten valt’. Wat wil het geval. In Genesis staan prachtige verhalen over de aartsvaders en –moeders. En daarbij komen ook kamelen voor. En dat kan niet. Niet zo. Want wanneer je zo ongeveer probeert vast te stellen wanneer de aartsvaders leefden, dan moet je ook de consequentie trekken, dat er toen nog geen gedomesticeerde kamelen waren! Nu had ik dat al eerder ergens gelezen, maar nu hadden twee geleerden dat in een onderzoek nog eens duidelijk bekeken en behoorlijk definitief gemaakt. Nu zullen de meeste theologen en mensen die de moderne ontwikkelingen een beetje hebben gevolgd op dit gebied niet echt van hun stoelen zijn gevallen van verbazing. Maar voor wie dat niet heeft en de Bijbel graag als een zeer historisch boek ziet, heeft dan wat uit te leggen. Een professor uit een behoudende richting probeerde nog wel wat argumenten aan te dragen tegen het onderzoek, maar het overtuigde (mij) niet. Voor velen is het zo kaar als ene klontje. De schrijvers legden mondelinge overleveringen vast op de manier zoals Rembrandt zijn Bijbelse taferelen schilderde. De aankleding was zoals hij het zich voorstelde. Zijn Joodse bruidje woonde om de hoek. De verhalen zijn niet zozeer historisch dan wel verkondigend. In het gewone taalgebruik onder gelovigen en ook in het liturgisch jargon is het heel gewoon om de Bijbel aan te duiden als “Gods Woord” punt. Maar in feite is het “Woord van God in mensentaal”. De wording van menselijk geschrift tot heilige tekst is boeiend. En ook voor leken studie waard.

donderdag 9 januari 2014

Bach

“Wat is traditie?” Dat was de vraag, die onze docent voor ons, toehoorders, stelde tijdens een college over ‘Secularisatie’. De vraag is gemakkelijk te stellen maar het antwoord duurde ongeveer een interessant uur college. Traditie is niet langer een massief, betonnen pakket met opvattingen, geloofsinzichten, regels over wat wel en wat niet, kleding, normen en waarden, een vast wereld- en Godsbeeld. We denken dat immers stiekem vaak nog wel een beetje. Want het is comfortabel om te menen dat je als het ware op het eindpunt staat van een ontwikkeling en nu precies het goede pakket hebt waarmee je het leven door kunt. Helaas is dat niet het geval. De traditie van ons geloof is een doorgaande stroom. Er vallen aan het begin stukjes af en aan het eind groeit er steeds iets bij. De landschappen veranderen, de coulissen verschuiven. Dat vraagt om nieuwe interpretaties. Op herijking van onze opvattingen. De samenleving verandert dus moeten we nieuwe antwoorden proberen te vinden die passen bij onze tijd en cultuur. De vragen blijven. Onze docent gaf een voorbeeld. De Bijbel is de neerslag van ervaringen van gelovigen die oprecht proberen door te geven wat zij als tekenen van God in hun leven zagen. Hun antwoorden op de vragen van hun tijd binnen hun cultuur. Wanneer wij ernst maken met die herijking en proberen ons traditionele brilletje af te zetten en opnieuw aan het lezen gaan in die Oude Woorden, ontdekken we ook dat het nog niet zo eenvoudig is. Dat de evangelisten ons hun kijk op Jezus Christus geven zoals zij Hem ervoeren of zagen in hun leven en cultuur. Dat je ook niet zo eenvoudig terug kunt vinden wat Jezus zelf zei en bedoelde. “Ik ben niet gekomen om de Wet af te schaffen maar om hem te vervullen” – vrij geciteerd. Hij geeft een nieuwe interpretatie van de Thora. En dat werd Hem niet altijd in dank af genomen, gezien de twistgesprekken die ons zijn overgeleverd in het Nieuwe Testament. “Zo blijft de vraag actueel”, zei de docent, “en moeten wij die steeds weer beantwoorden.” Hij keek ons vorsend aan over z’n bril: “Wie zegt u dat Hij is?” Er viel even een stilte. Toen klonk een ringtune van een mobieltje. Bach, cantate 147. “Jesu, Joy of men’s desiring”. Dat verzin je niet. KJR

maandag 8 juli 2013

Daarheen en terug

De mensheid heeft een virus, dat steeds de kop op steekt. Trouwens ook koeien schijnen ermee behept te kunnen zijn. Het gras lijkt over het hek altijd groener dus malser. Het gaat dus om het virus HIHN *) en is zeer besmettelijk. Het wordt waarschijnlijk met het DNA overgedragen. Een geneesmiddel is mij niet bekend. Wanneer treed het virus op? Een goed voorbeeld is ‘vakantie’. Men stort zich op reisbladen, reisverslagen, getuigenverslagen en wat al niet meer om maar allerlei goeds te horen over onbekende bestemmingen. Want daar gaat het om. Ergens komen waar je nog niet geweest bent. Je grenzen van je eigen wereldje verleggen. Eigenlijk is het natuurlijk niet meer dan ‘daarheen en weer terug’. Waarbij je een rustpauze houdt van zeg tien dagen op het keerpunt. Daarna ben je een ervaring wijzer, een klap geld armer en naar ik hoop, niet te moe van het uitrusten. Het virus HIHN *) steekt trouwens niet alleen de kop op bij reizen alleen. Welnee. Vaak kom je het ook tegen bij ‘ervaringen opdoen’. Dat moet je toch geprobeerd hebben, zegt men. Bij het eten van nauwelijks dode in ieder geval onduidelijke ingrediënten. Of bij inspanningen. Een marathon lopen, uit een vliegtuig springen met enkel een zeildoekje tussen jou en een smak die je niet overleeft. Sommigen proberen de rek van een elastiek uit boven op een brug boven een onaanlokkelijke afgrond. Zelfs bij religieuze uitingen kom je het HIHN *) tegen. Men is helemaal gefocust op straks en later. Het hier en nu moet je nu eenmaal door maar is volkomen bijzaak. Daar is het doel. Wat met je daar nu mee? Zoals eerder gezegd weet ik geen geneesmiddel. En moet het net als bij waterpokken. Afwachten tot de aanval weer over is. En wanneer het jeukt, een smeerseltje. En wanneer het je eigen kleine kringetje betreft? Gewoon een afspraak proberen te regelen in de trant van niet verder dan een half uurtje rijden. Dan kun je ‘daar heen en zo weer terug.’ KJR *) HIHN – “Het hier-is-het-niet-virus”

donderdag 31 mei 2012

IN DEN BEGINNE

Hoe godsdienst is ontstaan, zou ik niet weten. Er zijn verschillende theorieën over. Maar omdat het niet is na te gaan en we weinig weten over de eerste gelovige(n) laat ik dat graag over aan filosofen en degenen, die menen in heilige geschriften een historische waarheid en dus geschiedenis te kunnen ontwaren. Tot die laatste groep hoor ik dus niet. Hoewel enig gefilosofeer over dit onderwerp mij niet vreemd is. Ik mag daar graag mee stoeien. Prof. Dr. Gert Theissen meent: “Toen wij (de mens) uit de rijen der primaten stapten, onderscheiden wij ons door ‘erbarmen’”. Dat leidde tot godsdienst. Dat spreekt mij aan. Een ander punt is, dat de mens zich te kort voelt schieten. Het gevoel het toch niet helemaal te doen zoals het zou kunnen of moeten. En daar wordt dan uiteraard een hogere macht bij of achter gezien, die op basis van dat tekortschieten ons aan het oor trekt of zelfs wat steviger. In vroeger tijdens werd heel veel wat er in het leven zoal kon gebeuren, toegeschreven aan die hogere macht. Hoewel door toenemende kennis er tegenwoordig heel andere verbanden worden gelegd bij ziekte, ongeval, natuurramp e.d. En het idee, dat er een hogere macht is, die al naar zijn goedvinden of willekeur aan de touwtjes trekt en daarbij gemakkelijk de natuurwetten even buitenspel zet, is enigszins aan sleet onderhevig of opnieuw wordt geïnterpreteerd. Toch zijn deze denkbeelden niet verdwenen of ze hebben een wat andere gedaante aangenomen. Offeranden bijvoorbeeld. In vroeger tijden was men geneigd om als dank voor ontvangen zegeningen, goede oogst, overwinning in de strijd, herstel na ziekte, als ‘tegenprestatie’ de gevende instantie een geschenk aan te bieden. En zo ook aan te geven dat het voor herhaling vatbaar was. Dat gebruik breidde zich ook uit tot de opvatting om dit vooraf te doen. Dus bij zaaien, gereedmaken voor een oorlog, enzovoort. Wellicht dat een geschenk dat blijk gaf van grote afhankelijkheid de doorslag naar de goede kant zou geven. Je had natuurlijk een aantal voorwaarden. Het offer moest ritueel juist worden aangeboden, geslacht, voldoende importantie hebben. Kinderoffers zullen heel goed in dat denkbeeld hebben gepast. Het pleit voor de Joodse religie, dat ze dat soort gebruiken niet wenste te accepteren. Trouwens er worden in het OT nogal eens vragen gesteld bij de noodzaak van offeren an sich. En er wordt graag op gewezen, dat de Eeuwige niet zozeer om dit soort dingen zit te springen. “Naar Zijn wegen wandelen”, ligt beter in de markt. Toch zie je voetbalwedstrijden, spelers die het veld op komen, vaak een soort ritueeltje opvoeren. Vaak met een religieuze achtergrond of in ieder geval een bijgeloof als achtergrond. Men hecht daaraan. Ander voorbeeld . In de plaats mijner inwoning worden wel eens marathon-gebedsdiensten gehouden. Soms een nacht lang. Zou dat echt meer nut afwerpen dan een gebed voor de wereld in de kerk of binnenkamer? Of snap ik het gewoon niet?

donderdag 19 april 2012

Geen kennis

In de late jaren vijftig, begin zestig van de vorige eeuw was er een studentenpredikant onderwerp van discussie onder de ouderlingen van de Geref. Kerk in Urk. De predikant had een aantal dingen gezegd of misschien stellingen geponeerd, die het meer dan gemiddelde orthodoxe hart van de Urkers niet kon bekoren. Mijn vader hoedde zich om de discussie theologisch aan te gaan. Hij verdedigde de studentenpredikant heel pragmatisch. En stelde zijn medebroeders (zusters waren en zijn nog immer uit beeld) voor om zich eens in zijn (van de studentenpastor) schoenen te verplaatsen. “Vind”, zei hij, “maar eens een knap antwoord op al die vragen, die de studenten aan je stellen. En ze willen ook nog een definitief antwoord, die elke tegenspraak overbodig maakt.” Ik geloof niet dat het antwoord de broeders tot een wat gematigder oordeel vermurwde, maar het idee dat er achter zat om op zo’n manier de discussie aan te gaan, wekte mijn interesse toen. Toen ik daarnaar vroeg, zei mijn goede vader, dat in dit soort zaken vaak ging over zulke specifieke zaken die een zo hoog speciaal kennisgehalte vroeg, dat je eigenlijk alleen met enig fatsoen er iets over kon zeggen, wanneer je daartoe de deskundigheid bezat. Kort en goed, vaak werd er maar wat geroepen, en het enige dat duidelijk was, was de bril waardoor men keek. Die stond stevig op de neus en was bepalend voor het zicht op de wereld. Mij besluipt de gedachte ook vaak wanneer ik allerlei standpunten lees op theologisch gebied. Ze zijn vaak heel precies op de vierkante millimeter maar trekken zich bijster weinig aan van kennis op andere deelgebieden. En wat ik dan weer mis, is juist het opnieuw doordenken van standpunten vanwege het zijlicht van andere ontwikkelingen. Een voorbeeldje? In de orthodoxe verzoeningsleer neemt de trits ‘schepping-zondeval-verlossing’ een centrale plaats in. Een duidelijk lineair begrip. In de tijd. IJkpunten uiteraard de Schepping door God, daarna de val van Adam en een paar duizend jaar later de verlossing door de Jezus Christus. Maar om een of andere reden past zo’n historische trits niet goed in mijn wereldbeeld. God en Jezus als fenomeen geven geen overkomelijk probleem. Maar Adam als historisch figuur wel. Want voor het hoe van de schepping vaar ik op wetenschappelijke inzichten daaromtrent. Niet op achterhaalde wereldbeelden. Het betekent wel dat ik dus ‘mijn’ theologie moet herinterpreteren. En zoals altijd, ga ik dan graag bij kenners te rade. Want ik wil niet, ondanks gebrek aan specifieke kennis, er maar op los redeneren. En dan blijkt dat ik in de kou blijf staan. Dominees preken er niet over. In weinig boeken lees ik er iets over. Of ik zoek in de verkeerde bieb. Zou ook kunnen. Maar de onvrede blijft.