zaterdag 22 februari 2014
KAMELEN
In mijn bijbels dierenpark zitten allerlei dieren. Voor sommige voel ik meer sympathie dan voor andere. Er zitten gewone dieren in maar ook wonderdieren, zelfs mythische dieren.
Leuke en sympathieke dieren zijn de duifjes, lammetjes, ezeltjes en dergelijke aaibare beesten. Tot de minder sympathieke dieren moet ik helaas rekenen: krokodil, slang, bloedzuiger, schorpioen en zo.
En er is nog een diersoort die ik gewoon onsympathiek vind. Hoewel geschapen naar zijn aard (en kan ie dus niet anders doen dan zoals ie doet) blijf ik hem een humeurig en brommerig beest vinden, dat zijn taken duidelijk misnoegd uitvoert en slechts met gedurige dwang op het rechte pad van dienstbaarheid kan worden gehouden. Voeg daaraan toe dat hem het schuim steeds op de bek staat en hij behoorlijke fluimen kan produceren. En voor een zijwaartse trap moet je ook altijd beducht zijn.
Toegegeven, mijn kennis is nogal theoretisch en vrijwel geheel gebaseerd op plaatjes, documentaires op tv en schriftelijke bronnen, maar toch.
En nu probeert dit dier ook nog de theologische zaken in de war te schoppen, zoals zijn collega beest, de slang in de hof, ooit. Hoewel deze in mijn categorie ‘wonderbeesten’, zo niet, ‘mythische beesten valt’.
Wat wil het geval. In Genesis staan prachtige verhalen over de aartsvaders en –moeders. En daarbij komen ook kamelen voor. En dat kan niet. Niet zo. Want wanneer je zo ongeveer probeert vast te stellen wanneer de aartsvaders leefden, dan moet je ook de consequentie trekken, dat er toen nog geen gedomesticeerde kamelen waren! Nu had ik dat al eerder ergens gelezen, maar nu hadden twee geleerden dat in een onderzoek nog eens duidelijk bekeken en behoorlijk definitief gemaakt.
Nu zullen de meeste theologen en mensen die de moderne ontwikkelingen een beetje hebben gevolgd op dit gebied niet echt van hun stoelen zijn gevallen van verbazing.
Maar voor wie dat niet heeft en de Bijbel graag als een zeer historisch boek ziet, heeft dan wat uit te leggen. Een professor uit een behoudende richting probeerde nog wel wat argumenten aan te dragen tegen het onderzoek, maar het overtuigde (mij) niet.
Voor velen is het zo kaar als ene klontje. De schrijvers legden mondelinge overleveringen vast op de manier zoals Rembrandt zijn Bijbelse taferelen schilderde. De aankleding was zoals hij het zich voorstelde. Zijn Joodse bruidje woonde om de hoek.
De verhalen zijn niet zozeer historisch dan wel verkondigend. In het gewone taalgebruik onder gelovigen en ook in het liturgisch jargon is het heel gewoon om de Bijbel aan te duiden als “Gods Woord” punt. Maar in feite is het “Woord van God in mensentaal”. De wording van menselijk geschrift tot heilige tekst is boeiend. En ook voor leken studie waard.
Abonneren op:
Reacties (Atom)